Beverse kant

In Beveren waren rond 1910 meer dan 10 kantkantoren. Dat waren kooplieden die de kant bij de kantklossters thuis opkochten tegen geld of natura in de vorm van garen, levensmiddelen of stof.

Enkele namen zijn: Van Mieghem-Collier, Gezusters Schelfhout, Werkers-Lockefeer, Andries, Verbraeken-Cop, Fonteyne en de fam. Werkers uit Kieldrecht

De patronen waren eigendom van de kantopkopers en mochten niet doorgegeven worden.

De laatste kantwerkster voor het kantkantoor M. Werkers was M. Vertenten*1900-1977+. Zij werkte tot december 1963.

Mevr. Mendonck-Franssens *1910-2004+ was de eerste kantlesgeefster in Beveren.

Rijsselse “Beverse” kant is een tule kant met doorlopende draden.

Ze werd vooral geklost voor de Hollandse klederdrachtmutsen.

De randen van de Zuid Bevelandse muts zijn gebekt.

De sluiermuts van Tholen heeft een brede rand tule kant.

In de streek van Rouwveen en Staphorst wordt de klederdracht nu nog gedragen.

De kant van de Staphorster toefmuts is 4 centimeter breed.

Ook in Noord Holland en Friesland werden de Beverse kanten gekocht.

In de Axelse mutsen kwamen in het begin soms 2 naar elkaar toe gekeerde kievieten voor vandaar de naam kievietenkant.

De bloemen die in de Beverse kant voorkomen zijn omring door een sierdraad. Ze hebben namen van eenbloemer tweebloemer of vijfbloemer, dat duidt op het aantal bloemen dat voorkomt in een el.

Als er een bloempot in voorkomt noemt men het Antwerpse pottenkant. Beveren ligt immers in de streek rond Antwerpen.

De meterkantjes hebben ook hun eigen benamingen b.v. de boeren roos, het kammetje, het paternostertje, de pluim, het vliegend hartje en het zevenbolletje.

Het perkament (de prikking) is van A. Fonteyne uit Vrasene.

 

Vijfbloemer