De vijftien geboden van een kantwerkster

Voor “spellewerk” komt van pas:
Kussen, klossen, draad van vlas.

Tooltje, spelden gans roestvrij, ook een “voetje” hoort erbij.
Voldoende garen op de klosjes, Fraai verdeeld en niet te losjes.

Alle draden even lang:
Zelfde “spanning” heeft belang.

Is ’t patroon heel goed “gestekt”,
Is er kans op mooi effect.

Nu moet de aandacht scherp, 
Naar klossen van ’t ontwerp.

Rijk was ’t verleden aan talent,
Kantwerk is alom gekend!

Naast de faam van creatief, 
Blijft ook degelijkheid ons lief.

Bloemwerk, Russisch enerzijds,
Stropkant, ook nog eigentijds.

Ook de “kunstslag” dient geleerd,
Honderd maal soms nog verkeerd.

Spin of moes, vlecht en bladeren, 
Moet men rustig aan benaderen.

Breekt er toch een draadje door, 
Weversknoop moet steeds daarvoor.

Twee figuren overwerkt,
Laat het “lassen” ongemerkt.

Spellewerk in Vlaanderland, 
Klost nog meest een vrouwenhand.

Jong geleerd of oud gedaan, 
Kan dit erfgoed niet vergaan.

Maart 1982 “Ter Avrije”